Welfare of Wild Populations







Welzijn van populaties wilde dieren

Bij de zorg voor gedomesticeerde dieren zal altijd dierenwelzijn een rol spelen. En dan met name het welzijn van het individuele dier.

Dergelijke benadering wordt niet toegepast bij dieren die in het wild leven. Wanneer we dan spreken over zorg voor welzijn wordt een andere benadering gevolgd. Dan wordt voornamelijk gekeken naar het welzijn van de populatie. Welzijn van een populatie houdt – in hoofdlijnen – in dat “Een groep dieren moet de vrijheid hebben om zich aan te passen aan de heersende omgevingsomstandigheden, waarbij de mate van vrijheid voor alle individuen van een gegeven groep of populatie als functioneel onderdeel van het geheel wordt beschouwd”(1). Dat betekent ook dat het acceptabel wordt geacht dat binnen een dergelijke groep er individuen zijn die in een mindere conditie zijn, minder kansen hebben op voedsel omdat zij lager in de sociale hiërarchie staan of zelfs gewond zijn, zonder dat menselijk ingrijpen noodzakelijk of zelfs gewenst is.

Met als voorbeeld hoe een populatie van reeën en een damhertenpopulatie binnen een bepaald leefgebied functioneert wordt in de presentatie inzicht gegeven hoe welzijn van een dergelijke populatie moet worden beoordeeld.



Welfare of Wildlife Populations

Animal welfare will always play a role in the care of domestic animals. And in particular the welfare of the individual animal.

Such an approach is not applied to animals that live in the wild. When we talk about caring for well-being – or animal-welfare - a different approach is followed. Then the main focus is on the well-being of the population. Welfare of a population means - in general terms - that “A group of animals must have the freedom to adapt to the prevailing environmental conditions, whereby the degree of freedom for all individuals of a given group or population becomes a functional part of the whole. Considered”(1). This also means that it is considered acceptable that within such a group there are individuals who are in a lesser condition, have fewer chances of food because they are lower in the social hierarchy or are even injured, without human intervention being necessary or even desirable .

With the example of how a roe- and fallowdeer population operates within a certain habitat, the presentation provides insight into how well-being of such a population should be assessed.


(1)‘Zorgplicht Natuurlijk Gewogen, over het welzijn van semi- en niet gehouden dieren’ (Raad voor Dieraangelegenheden 2012)

More info

Please contact us